Garnalencocktail

De mussen vallen dood van het dak. In die bloedhitte fiets ik naar het hospitium. De warmte slaat me van het asfalt tegemoet. Ik kook vandaag met Atie, stagiaire. Zij heeft de opleiding voor voedseldeskundige afgerond maar moest nog een stage lopen, en dat doet ze bij onze kookgroep. Onder het koken zal ze me interviewen.

Enigszins tobberig begin ik te bedenken wat ik zal gaan koken in die hitte. Meestal begin ik zo blanco mogelijk, maar nu heb ik de neiging om aan te sturen op een slaatje. Eerlijk gezegd heb ik het al in m’n kop. Kant en klare huzarensla, appeltje erdoor, mengen met een bakje selderiesalade en garneren met walnoten: Waldorfsalade in een snelle versie.

De bewoner van kamer 1 ligt te slapen, maar wordt wakker als wij binnenkomen. Vanwege slokdarmproblemen kan hij alleen maar fluisteren, maar een slaatje lijkt hem wel. Met kropsla zegt hij. En ook wat blaadjes sla meebrengen voor zijn vogeltje. Dan pas realiseer ik me dat voor deze gast al het eten heel erg fijngesneden of gemalen moet zijn. Ik denk dat hij zich straks door de kropsla heen zit te worstelen om aan sla voor zijn vogeltje te kunnen komen. Of alle sla gaat naar het vogeltje……

De gast op kamer 4 heeft vandaag geen enkel idee, maar kijkt vies bij de suggestie van een salade. Ik heb de afgelopen tijd al aan veel specifieke wensen van hem voldaan, maar hij heeft er altijd maar weinig van gegeten. Hij weet wel altijd precies te vertellen waarom niet, en daarbij geeft hij niemand de schuld. Heel goed dat ik een pepervaatje bij het tartaartje had gedaan, want hij houdt van gepeperd, maar het was leeg. Dat konden we geen van beiden helpen, dus nou ja, ach, een beetje weinig gegeten….

Dat slaatje lijkt hem niets, maar halsstarrig zeur ik er nog even over door. Ik noem op wat wij er allemaal voor lekkers bij zouden kunnen doen: een stukje tonijn, een eitje, wat garnalen. Als ik de garnalen noem, zie ik zijn gezicht plotseling opfleuren en op mijn vraag beaamt hij volmondig dat hij daar werkelijk dol op is. In een flits reikt mijn onderbewustzijn de uitweg aan: een garnalencocktail natuurlijk!

Ik denk aan de Kerst bij ons thuis vroeger. Elk jaar stonden ze aan het begin van het diner klaar. Op een bord, op een rood servetje. Mijn moeder vond het niet nodig elk jaar iets nieuws te verzinnen. Als iets lekker was kon je het gewoon altijd maken. Ouders 25 jaar getrouwd: garnalencocktail. Opa en oma 50 jaar getrouwd: garnalencocktail. Typisch vijftiger jaren gerechtje. Er zijn uiteraard tientallen versies van, maar ik weet eigenlijk al direct welke versie hij wil. Natuurlijk die met grapefruit. Een combinatie die een normaal mens niet verzint en zodanig uit de tijd is dat Atie hem niet eens kent.

We maken er maar gelijk twee voor hem. Atie snijdt mooie dunne sliertjes sla en ik ontvel een grapefruit. Garnalen…. whiskysaus… fluitje van een cent. Ik geef hem het glas aan, lepeltje er bij. Handig gerechtje! Tot mijn genoegen zie ik dat hij precies doet wat ik hoop. Eerst even lekker van boven naar beneden de boel een klein beetje door elkaar husselen. Als later blijkt dat er nóg een voor hem klaar staat zie ik zijn gezicht weer stralen.

Als ik met de avondzon in mijn gezicht naar huis fiets ben ik wel tevreden over de middag. Maar ik neem me voor wat nadrukkelijker te vragen naar gerechten die de gast lekker vindt. Daar is makkelijker antwoord op te geven dan op de vraag wat hij wil eten.