Komkommer

Het zijn niet allemaal lieve oude dametjes die in het hospitium liggen. Deze dame is dat zeker niet. Vanaf de eerste keer bekijkt ze ons met wantrouwen. Er zijn maar weinig gerechten waarvan ze verwacht dat wij die zouden kunnen maken.

Komkommer?

Nou ja, dat kan misschien, maar zij maakte dat altijd wel op een speciale manier. Als ik zeg dat we het zullen bereiden zoals zij dat graag wil, kijkt ze ons met een blik vol aarzeling aan. Dat kan toch nooit.

Maar goed, ze legt uit hoe we met de komkommer moeten omgaan. Als ik opmerk dat dat precies is zoals mijn moeder het ook altijd deed, kijkt ze alleen maar nog argwanender...

Vandaag is er bezoek. Vijf man sterk. Nooit weet ik precies hoe daarmee om te gaan. Soms nemen de bezoekers zelf het initiatief om een hand te geven en zich voor te stellen. Als er één bezoeker is, geef ik die ook een hand. Zeker als ik voor het eerst bij een gast kom. Maar bij deze vijf hebben we ons even voorgesteld door onze namen te noemen en te zeggen dat wij de koks zijn. Zij bekijken het hele proces van kiezen met grote belangstelling. Ze willen ook wel even precies weten hoe dat koken nou eigenlijk gaat. Goh, dat je mag vragen wat je wilt. En dat we dat dan gaan kopen en maken. En de opmerking die ik verwacht komt ook inderdaad: Goh, het lijkt wel een hotel. Ja, daar hebben ze ook kamers en daar mag je ook zeggen wat je wilt eten.

Met de gast worden we het verder snel eens. Sperziebonen (heel erg gaar gekookt) met gehakt. Maar direct laat de familie enigszins ontstemd merken dat ze dat niets vinden. Als je nou mag vragen wat je wilt, ga je toch geen sperziebonen met gehakt eten!

Dus gaan ze zich ermee bemoeien:

“Je bent toch zo gek op biefstuk? Waarom neem je geen lekker biefstukje?”

“Je ging toch altijd naar de Chinees, waarom vraag je niet of ze nasi voor je maken?”

Ze houden niet op met voorstellen doen en wij snappen dat we snel moeten maken dat we wegkomen. Haastig zeg ik dat we er nog komkommer bij zullen doen (ja, ja, speciale manier) en we glippen weg.

We gaan naar de kamer tegenover die van haar. Wat een contrast, wat een verschil. Deze man, een jonge vent eigenlijk nog, vierde pas geleden zijn vijftigste verjaardag in het hospitium. Hartelijk gefeliciteerd en laat de vele jaren er maar af. Hij is slager en hij wil een karbonade, maar wel van een bepaald plekje van het varken. Nee, dat vinden wij helemaal niet lastig. De slager in het dorp weet gelukkig precies wat we bedoelen.

Deze gast doet iets dat zeer voor de hand ligt, in feite niets bijzonders is en eigenlijk standaard zou moeten zijn. En toch is hij de enige die dat doet: ik heb het nog niet eerder meegemaakt en het maakt iedere keer weer een diepe indruk op me.

Hij noemt me bij mijn naam.

Als ik binnenkom zegt hij: Dag Joop.

Als ik iets breng zegt hij: Dank je wel Joop.

Zo simpel, zo logisch, zo voor de hand liggend en toch zo indrukwekkend.

Tegen half zeven haal ik de bordjes op.

Hij zegt: Dank je wel Joop.

Zij zegt: De boontjes waren net niet gaar genoeg.

Maar ze heeft wel alles op. Voor mijn gevoel is het toch weer gelukt!