Risotto
Hoe dicht ik mijn oor ook naar haar hoofd breng, ik kan haar echt niet verstaan. Door haar ziekte kan ze nauwelijks meer praten. Gelukkig is haar dochter er, en die doet dat moeiteloos. Ze wil graag risotto met prei en champignons. En Parmezaan natuurlijk. Vriendelijk en afwachtend kijkt ze mij aan vanuit haar rolstoel. Mijn koksmaatje heeft nog nooit risotto gemaakt, ik wel, dus het is duidelijk dat ik dat ga doen. Ik maak een mooie smaakvolle risotto voor haar. Dan realiseer ik me plotseling dat die fraaie risotto helemaal vermorzeld moet worden omdat ze niet kan slikken. Via een dun slangetje moet het eten via haar neus in haar maag komen. Met pijn in het hart pureer ik die fraaie risotto tot een grauwe dunne soep. Ziet er niet uit. Haar dochter en een zorgvrijwilliger helpen haar de risotto naar binnen te krijgen. Ik geloof dat het slangetje nog even verstopt was, maar de risotto is uiteindelijk toch in haar maag terechtgekomen. Om de smaak te proeven is er een heel klein beetje in haar mond gedaan. Aan het eind van mijn dienst loop ik nog even bij haar binnen. Ze grijpt me bij mijn handen en vertelt me, via haar dochter natuurlijk, hoe dankbaar ze is dat ze die risotto nog een keer heeft mogen eten. Dat was eigenlijk niet nodig, want ik zie aan haar gezicht hoe blij ze is.
----
Vandaag kook ik met Ada. We hebben het niet al te moeilijk ook al maken we voor elke gast een ander gerecht. Zonder duidelijke taakverdeling loopt het koken vanzelf terwijl wij onze thuissituaties bespreken. Mijn gedachten dwalen regelmatig af naar de vrouw die zo graag nog een keer risotto wilde eten. Want vandaag maken we voor een gast een maaltijd met soep, sperzieboontjes, aardappelen, een gehaktbal en ijs met vruchten. Deze gast maakte al bij voorbaat excuses. Hij benadrukt dat de manier waarop hij omgaat met ons eten, niet in het minst bedoeld is als kritiek op de kwaliteit van dat eten. Hij bedankt ons ook nog even vriendelijk voor het feit dat wij datgene gaan maken wat hij graag lust. Wij weten natuurlijk al wel wat hij ermee gaat doen. Hij stopt het in zijn mond, laat het eten door zijn mond dwalen, kauwt er wat op, en dan spuwt hij het uit in een grote plastic bak, die hij speciaal daarvoor heeft. Hij slikt het niet door; hij weet dat het er dan ook weer uit zou komen.
Bij de een komt het eten niet in haar mond, wel in haar maag. Bij de ander is dat andersom. Waar gaat het eigenlijk om bij “eten”.
Op een kamer tegenover hem ligt een gast die ook precies weet wat hij wil eten. Toen we het hem kwamen vragen leek het of hij een lesje opdreunde: bloemkool, aardappelen en een gebakken kippenpootje. Als ik het eten kom brengen en zeg dat er nóg een kippenpootje is, mag ik dat van hem ook gelijk brengen. Als ik dat doe zie ik hoe hij vol overgave zit te bunkeren. Zo te zien smaakt het eten hem opperbest en geniet hij er intens van.
Koken in het hospitium. Ik weet onderhand hoe belangrijk dat is. We zien gasten die opknappen, omdat ze thuis nauwelijks meer aten. Er zijn gasten die nog eens iets willen eten uit hun jeugd, zoals hun moeder het maakte. Sommige gasten weten elke dag weer precies wat ze willen eten. We hadden als gast een kok die pasta carbonara op de originele manier klaargemaakt wilde hebben en een slager die precies wist te zeggen van welke plek in het varken zijn karbonade moest komen. We maken komkommer of rode kool op de manier zoals de gast dat zelf thuis ook deed. Koken in het hospitium …..als je van koken houdt, is er geen mooier werk.
Deze column heb ik samen met Ada van Achterberg geschreven.